Fragmenten uit het interview met BERT: Ik
was vroeger een buitenbeentje. Ik vond het moeilijk om gesprekken aan
te gaan. Contact dat ik had ging via briefjes. Ik heb de heftige punk-scene
van Sneek bewust meegemaakt. Vanaf mijn zestiende tot mijn twintigste.
Het vrijgevochtene, de anarchie voelde ik toen al sterk: GELOOF ZE NIET.
HOME IS WHERE I HANG MY HAT. De plek waar ik mijn gedichten neerleg,
dat is mijn thuis. Een jas is mijn huis, een beetje goeie stevige leren
jas is als een huis. Ik ga naar buurten waar mensen knokken om in hun
bestaan te voorzien en moet daarvoor soms enorme risico's nemen, maar
dat neem ik allemaal voor lief. Mijn padvindersblouse vond ik waardevol.
Ik zou mensen mooie dingen willen laten zien. Bijvoorbeeld hoe een bloem
open gaat, gevolgd door beelden van wat de mensen de natuur aandoet.
Vivisectie, slachterij.
Hans: "Met welk beest of wezen laat jij je zeven dagen en nachten omringen en waarom?"
Met een HAAN. Ik ben eens twaalf meter naar beneden gedonderd. Op het moment dat mijn
poot kapot was, had ik mee willen maken wat sommige Surinamers doen.
Als iemand een ernstige wond heeft, zondert een aantal mannen zich af met een haan.
De poot van de haan wordt gebroken. Samen optrekken met dat beest. Voer geven. Verzorgen.
Op het moment dat de haan weer probeert te gaan lopen, mag jij het ook proberen.
AENGEL was mijn bijnaam. |